Close Menu
UPN rapport - Chronische vergrassing van droge heide

UPN rapport - Chronische vergrassing van droge heide

Chronische vergrassing van droge heide met pijpenstrootje
door voortgaande stikstofdepositie en in relatie tot bodem en humus 

Rapport 2025/UPN-2021-001-DZ
Deskundigenteam Droog zandlandschap

> Download het rapport
Achtergronddocument: Bodemkundige informatiebladen

Hoofdconclusie

De vergrassing met pijpenstrootje van droge heide op stuwwallen in Midden-Nederland is historisch gezien uniek en doet zich sterk voor vanaf de jaren 90 van de vorige eeuw. Eerdere vergrassing met pijpenstrootje van heideterreinen vond plaats in de dekzandgebieden, veroorzaakt door verdroging en hoge stikstofbeschikbaarheid door stikstofdepositie. De nu onderzochte vergrassing van droge heide op stuwwallen wordt primair veroorzaakt door voortgaande hoge stikstofdepositie, en daarmee accumulatie van stikstof in de bodem, wat pijpenstrootje een concurrentievoordeel heeft gegeven ten opzichte van struik- en dophei. Secundaire factoren die het vergrassingsproces versnellen zijn 1) mineralogisch relatief (fosfaat)rijk moedermateriaal en daarmee een relatief hoge productiviteit van de heidevegetatie, 2) factoren die de vochtbeschikbaarheid voor pijpenstrootje vergroten (neerslag, expositie, humeuze minerale bodem) en 3) nabijheid van bronpopulaties van pijpenstrootje, in het historische stuwwallandschap beperkt tot droogdalen en nabij natte heide en vennen. Eenmaal dominant gevestigd, werkt pijpenstrootje o.a. dankzij zijn groeivorm versnellend op het vergrassingsproces zelf. Gegeven een zodanig hoge stikstofbeschikbaarheid dat pijpenstrootje struikhei kan verdringen, is chronische vergrassing een voortgaand proces. Dit betekent ook voortgaande, ernstige verslechtering van Natura 2000 habitattype Droge heiden als leefgebied voor kenmerkende flora en fauna van het heidelandschap. Er zijn bij het huidige hoge stikstofdepositieniveau geen beheerstrategieƫn in beeld die dit proces blijvend kunnen stoppen, laat staan terugdraaien.

Doorwerking naar beheer en beleid

Het stoppen of vertragen van vergrassing door pijpenstrootje in droge heide vraagt om zodanig systeemherstel dat de stikstofbeschikbaarheid sterk wordt teruggebracht. Dit valt buiten het bereik van gebruikelijke beheer- en herstelmaatregelen. Er lijken geen reguliere (herstel)maatregelen beschikbaar om het proces van vergrassing door pijpenstrootje blijvend te stoppen of te vertragen. Als het niveau van stikstofdepositie aanzienlijk kan worden teruggebracht, zijn vervolgens betrekkelijk intensieve maatregelen nodig om pijpenstrootje-dominantie te doorbreken, zoals plaggen en branden met drukbegrazing. Plaggen is geen optie omdat met deze maatregel 10 beperkende nutriƫnten worden afgevoerd waarvan de beschikbaarheid afhankelijk is van trage verwering van mineralen. Na plaggen is stikstof betrekkelijk snel weer op het oude niveau maar is de beschikbaarheid van overige voedingsstoffen (Ca, Mg, K, P) nog sterker verminderd dan voorheen. Omdat er geen aanwijzingen zijn dat het verkleinen of vergroten van de beschikbaarheid van deze overige voedingsstoffen (door steenmeel) het dominant worden van pijpenstrootje zou kunnen voorkomen, valt deze beheermaatregel af. Gegeven een zodanig hoge stikstofbeschikbaarheid (zoals momenteel aanwezig) dat pijpenstrootje struikhei kan verdringen, is vergrassing een voortgaand proces.