Close Menu

Hoogveen

Hoogveenlandschap wordt gevormd door planten die leven van regenwater. Door de sponswerking van de ondergrond ligt het waterpeil in het veen hoger dan het lokale grond- of oppervlaktewater en kan het veen boven het omliggende landschap uit groeien. Dit in tegenstelling tot laagveen, waar de veengroei aan het grondwaterpeil is gebonden. Belangrijkste elementen van een hoogveen zijn dus de planten, het veenpakket en het water. Als een van deze bouwstenen verandert, zullen de andere bouwstenen mee veranderen en vindt er ontwikkeling óf aantasting van het hoogveenlandschap plaats.


In een levend veensysteem zijn water, planten en veen onderling sterk van elkaar afhankelijk (Bron: Schumann & Joosten 2008).

Meer over het ontstaan en de werking van het natuurtype hoogveen staat op: https://www.natuurkennis.nl/natuurtypen/n06-voedselarme-venen-en-vochtige-heiden/n06-03-hoogveen/Algemeen-N0603/

Hoogveen ontstaat door ophoping van afgestorven, onverteerde plantenresten. Door de ophoping groeit het hoogveen steeds hoger. Veengroei vindt plaats wanneer planten die op het veen groeien sneller bladeren, stengels en wortels produceren dan dat deze worden afgebroken. De snelheid van veenvorming is dus zowel afhankelijk van de productiviteit van de planten als van de afbraaksnelheid van het dode plantenmateriaal. Goed functionerende hoogvenen zijn het hele jaar door erg nat, waardoor afgestorven plantenmateriaal langdurig van de buitenlucht (zuurstof) wordt afgesloten en slecht verteert.

Veenmossen spelen een sleutelrol in hoogvenen. Veenmossen houden water goed vasthouden en zorgen voor de vorming van nieuw veen. De toplaag van levende veenmossen en recent gevormd veen (de acrotelm) en de structuur van bulten en slenken zijn belangrijk voor een stabiele waterhuishouding: via de slenken kan een overschot aan water wegstromen, terwijl de bultenvormende veenmossen water goed vasthouden, zodat het systeem in droge perioden niet uitdroogt. In onvergraven hoogvenen zorgt het pakket van ouder veen (de zogenaamde catotelm), dat onder het levende veenmos en recent gevormd veen ligt, ervoor dat water niet naar beneden wegzijgt.

Een intact hoogveenlandschap bestaat uit een of meerdere zure hoogveenkernen, hoogveenranden en een overgangszone (lagg) naar het omringend landschap. De beschikbaarheid van water, voedingsstoffen en mineralen varieert sterk tussen de voedselarme en zure hoogveenkern en de voedselrijkere, meer gebufferde overgang naar de omgeving. Deze verschillen (gradiënten) bepalen het voorkomen en de verspreiding van planten- en diersoorten in hoogvenen. Herstel en behoud van een compleet hoogveenlandschap met deze gradiënten is daarom essentieel voor de biodiversiteit van hoogvenen.


Girley Bog in Ierland. Zoals veel hoogvenen in Noordwest Europa is het landschap aangetast door ontwatering, turfwinning en bosbouw, maar de verschillende onderdelen van het landschap zijn nog steeds goed te herkennen.


Een schematische dwarsdoorsnede door een hoogveenlandschap

 

Twaalf Nederlandse hoogveengebieden

Naar schatting kwam ooit 10.000 km² hoogveen in Nederland voor, vooral in het huidige laagveengebied en op natte zandgronden. Driekwart van deze venen is door natuurlijke oorzaken, zoals zeespiegelstijging, verdwenen. De overige hoogvenen zijn vrijwel volledig vergraven om turf te winnen. Daarbij zijn ook alle geleidelijke overgangen naar zandgronden en andere venen verdwenen, evenals het natuurlijke reliëf van de hoogveenlens. Hoogveen vinden we in Nederland nu alleen nog op de hogere zandgronden, in de voormalige hoogveenmoerassen, in slenken van heideterreinen en in volledig verlande vennen. Of hoogveen in de laagveengebieden nog is te herstellen, weten we niet.

Ligging van de twaalf hoogveengebieden die als Natura 2000 gebied zijn aangewezen, met hun Natura 2000-gebiedsnummers:

23: Fochteloërveen
24: Witterveld
33: Bargerveen
40: Engbertsdijksvenen
43: Wierdenseveld
53: Haaksbergerveen
54: Witte Veen
55: Aamsveen
61: Korenburgerveen
64: Wooldse Veen
139: Deurnsche en Mariapeel
140: Groote Peel