Fauna
Natuurlijke dynamiek, gebruik en beheer
Bodem en vegetatie ontwikkelen zich – afhankelijk van hoeveelheid neerslag, temperatuur en beschikbare voedingsstoffen – snel of zeer traag. In dynamische terreinen zoals de duinen en het rivierengebied zorgen wind en water voor pioniersituaties en ontstaan continu dynamische gradiënten tussen oude en jonge vegetatie.
Maar ook in ‘langzame’ systemen werken deze processen. In oude bossen ontstaat door storm en boomsterfte variatie in begroeiingstypen en in laagvenen zakt zware begroeiing soms door de veenlaag heen, waardoor weer open water ontstaat dat weer langzaam begroeid raakt. Diersoorten, in de vorm van bouwers, grazers, gravers en zaadverspreiders creëren ook dynamische, sturende processen in natuurgebieden.
Dynamiek is noodzakelijk om de variatie in een landschap te behouden, te laten veranderen en verder te ontwikkelen die nodig is om diersoorten een geschikte leefomgeving te bieden. Verstarring is de dood in de pot voor fauna.
Zowel natuurlijke processen als landgebruik en beheermaatregelen zijn een vorm van dynamiek die de successie van bodem en vegetatie afremmen of terugzetten. De natuurlijke vorm levert veranderende en ‘spannende’ leefgebieden op waarin dierpopulaties zich kunnen ontwikkelen. Landgebruiksvormen als hooilanden en heideakkers zijn stabieler in de tijd en rijk aan planten- en diersoorten. In deze vorm van beheer moet frequent tijd, geld en energie gestoken worden, maar kan populaties van kwetsbare soorten in stand houden wanneer herstel van natuurlijke dynamiek (nog) niet mogelijk is.
Te hoge dynamiek
Behoud of herstel van dynamische processen is nodig om een gevarieerd landschap te behouden. De mate van dynamiek kan echter ook te hoog zijn. In de uiterwaarden van rivieren is de overstromingsdynamiek zo hoog dat er vrijwel geen laag-dynamische plekken meer voorkomen. Het belang voor biodiversiteit van laag dynamische aquatische biotopen en de kansen voor herstel van deze milieus is onderzocht.
In de landbouw is de gebruiksintensiteit van bemesten en oogsten zo hoog dat er sprake is van een overdaad aan dynamiek, met een lage faunadiversiteit als gevolg. Overdaad aan dynamiek kan ook optreden bij plotselinge en grootschalige herstelmaatregelen. Het is daarom belangrijk om maatregelen geleidelijk uit te voeren, zodat soorten de tijd hebben mee te bewegen in het landschap.
Om soorten voldoende ruimte te bieden, is het van belang dat gradiënten en mozaïeken kunnen opschuiven tot ‘voorbij’ de randen van het bestaande natuurgebied. Kennis van de verspreiding en de ecologie van de aanwezige soorten en waar binnen het landschap zich de belangrijke gradiënten bevinden moet hier hand in hand gaan. Door vooraf in beeld te hebben waar deze soorten later in het herstelde landschap hun leefgebied hebben, kan bij de inrichting rekening worden gehouden met de specifieke eisen van de soorten.
Intensivering beheer met behoud van variatie
Door overmaat aan stikstofdepositie gaat de vegetatiesuccessie sneller en krijgen breedbladige grassen (vergrassing) en struweel (verruiging) de overhand. In combinatie met een afname van natuurlijke dynamische processen en landgebruik maakt dat beheer en herstelmaatregelen steeds vaker of intensiever uitgevoerd moeten worden. Plaggen, maaien en begrazen, voeren biomassa en (daarmee) nutriënten af, maar het blijft lastig om de juiste balans te vinden tussen behoud van waardevolle elementen zoals bloemaanbod én voldoende afvoer van nutriënten.
In graslanden kan veel variatie worden gerealiseerd door gefaseerd te maaien, bijvoorbeeld met het zogenaamde sinusbeheer. Hierbij wordt in een slingerende vorm gemaaid waarbij steeds ca. 40% van het grasland niet wordt gemaaid. Bij elke maaibeurt wordt een ander deel gespaard, waarbij jaarlijks binnen een perceel steeds wisselende delen blijven overstaan. Sommige delen worden het hele jaar niet gemaaid en vormen prima schuilgelegenheden voor bijvoorbeeld Patrijs, terwijl op delen die in de zomer zijn gespaard in september nog planten in bloei staan, waardoor ook dan voldoende nectar aanwezig is voor bijen en vlinders.
Om dynamiek na te bootsen wordt vaak begrazing ingezet.
Begrazing levert ‘onder de streep’ nauwelijks afvoer van voedingstoffen op, maar zorgt wel voor een afname van dichte grassen en een toename van de structuurvariatie, zonder daarbij de bodem sterk te verstoren en belangrijke nutriënten af te voeren. Begrazing kan op verschillende manieren plaatsvinden. Het type begrazing is afhankelijk van onder andere de oppervlakte van het terrein en de variatie die daarbinnen aanwezig is. In grote heideterreinen met voldoende variatie kan zowel gekozen worden voor jaarrondbegrazing als de inzet van een gescheperde kudde. In kleinere terreinen is het van belang om constant de vinger aan de pols te houden om sterfte van fauna door overbegrazing te voorkomen.