Begrazing
Bezoekers van natuurterreinen en stadsparken staan in het algemeen positief tegenover het gebruik van grote grazers bij het beheer omdat het de recreatieve beleving van terreinen vergroot. Ze accepteren meestal ook dat de begrazing beperkingen met zich meebrengt, bijvoorbeeld voor honden en ruiters.
Bezoekers voelen zich over het algemeen veilig in begraasde gebieden. Dat is mede te danken aan het gedrag van de grazers: van nature vertonen ze een neutrale houding of zelfs een zekere schuwheid ten opzichte van mensen. Toch is het belangrijk om extra aandacht te schenken aan interacties tussen publiek en grazers. Sommigen bezoekers verliezen alle voorzichtigheid uit het oog en gaan met de dieren om alsof het huisdieren zijn die moeten worden gevoerd, aangehaald en vertroeteld. De kans op incidenten wordt hierdoor flink groter. Vooral van paarden is bekend dat deze een zeer hinderlijk en opdringerig gedrag kunnen gaan vertonen wanneer ze regelmatig door het publiek worden gevoerd. Met paarden gebeuren dan ook meer ongevallen dan met runderen. Er zijn relatief veel incidenten met Shetland pony's.
Extra risico is de aanwezigheid van kalfjes of jonge veulens in het terrein. Ouderdieren zullen hun jongen beschermen. Bezoekers die bewust of onbewust tussen ouderdier en jong terecht komen, kunnen door het ouderdier worden verdreven of aangevallen. Ook loslopende kunnen tot ongewenste situaties leiden. De honden kunnen bij de grazers een gedrag uitlokken (uitvallen en trappen) dat gevaarlijk kan zijn voor zowel hond als baas.
Andere risico’s zijn onder andere:
- Ruiterpaden langs het begraasde terrein. Vooral ruiters op een hengst kunnen aanleiding zijn voor grote onrust bij de paarden in het begraasde terrein.
- Bezoekers die dieren pesten of treiteren kunnen een agressief gedrag van de dieren terug verwachten.
- Een kudde paarden kan aan het draven slaan, waarbij bezoekers onder de voet gelopen kunnen worden. Daar staat tegenover dat dieren die leven in een sociaal kuddeverband doorgaans een rustiger gedrag vertonen en minder interesse hebben voor het publiek.
Incidenten
Inmiddels is enkele decennia ervaring opgedaan met grazers in vrij toegankelijke natuurterreinen. Doorgaans blijken grote grazers en bezoekers vrijwel probleemloos samen te gaan. Jaarlijks zijn er weliswaar incidenten maar zelden lopen bezoekers letsel op door toedoen van grazers. Een incident in Maastricht (Kleine Weerd, maart 2000), waarbij een klein kind ernstig werd verwond aan het hoofd, is tot nu toe het meest ernstige. Naar aanleiding van deze gebeurtenis hebben Stichting het Limburgs Landschap en Stichting Ark een landelijke werkgroep opgericht bestaande uit Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, Provinciale Landschappen, het Goois Natuurreservaat, Stichting Taurus, Ecoplan Natuurontwikkeling en Stichting Ark. Deze werkgroep heeft in april 2000 een quick scan uitgevoerd onder beheerders van 140 vrij toegankelijke begrazingsgebieden (10 – 250 hectare groot), samen goed voor enkele miljoenen bezoekers. Het onderzoek bestreek een periode van 15-20 jaar. De belangrijkste conclusies zijn:
- Er zijn ongeveer 40 gevallen bekend waarbij bezoekers lichamelijk letsel opliepen. Het ging vooral om kneuzingen of blauwe plekken die meestal het gevolg waren van een paardenbeet of een kopstoot van een rund. In tien gevallen was medische hulp nodig van een arts. In vrijwel alle gevallen komt het risico voort uit een ondoordachte handeling van de bezoeker.
- Met paarden doen zich tweemaal zoveel incidenten voor als met runderen (24% versus 12%). Incidenten doen zich vooral voor bij Shetland pony's, er zijn geen incidenten bekend met Exmoor pony's. Bij runderen zijn er geen duidelijke verschillen tussen de rassen.
- Er zijn geen aanwijzingen dat in kleine terreinen meer incidenten voorkomen dan in grote terreinen.
- In ongeveer een vijfde van de begraasde terreinen wordt de dieren regelmatig (dagelijks tot wekelijks) door bezoekers gevoerd en in meer dan 30 procent van de terreinen worden de grazers regelmatig aangehaald. In tweederde van de terreinen komen regelmatig loslopende honden voor.
- In vrijwel alle gevallen komt het risico voort uit een ondoordachte handeling van de bezoeker.
Maatregelen
Om de risico’s op incidenten te verkleinen, is het belangrijk om bij de ingang en in folders te vermelden wat de risico's van betreding zijn en welke gedragsregels er gelden. Daar vallen in ieder geval onder:
- dieren mogen niet gevoerd of geaaid
- minimaal 25 meter afstand bewaren
- kuddes niet doorkruisen
- honden aan de lijn
Om de risico’s te verkleinen kan een beheerder ook kiezen voor relatief rustige en tolerante rassen als Schotse Hooglander of Galloway. Overigens treedt bij grote grazers ook vaak gewenning op als ze vaak in aanraking komen met publiek, waardoor ze relaxter gaan reageren.
Aansprakelijkheid
Volgens artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek is de bezitter van een dier nagenoeg altijd aansprakelijk voor de door het dier veroorzaakte schade, ook indien de eigenaar geen schuld treft. Een terreinbeheerder is nagenoeg altijd aansprakelijk indien een grote grazers schade toebrengt aan derden. De aansprakelijkheid geldt ook wanneer een terreinbeheerder alle mogelijke voorzorgsmaatregelen heeft genomen, zoals het plaatsen van waarschuwingsborden. Deze maatregelen kunnen wel van invloed zijn op de omvang van de verplichting tot schadevergoeding.
Er geldt geen aansprakelijkheid wanneer het niet-gehouden dieren betreft. Voorlopig geldt dit alleen voor de Heckrunderen en Koniks in de Oostvaardersplassen en de Schotse Hooglandrunderen in het NP Veluwezoom.
Meer informatie
- Knelpunten voor terugkeer van bedreigde insecten in het natte zandlandschap: zijn de grote gebieden hersteld?
- Langetermijneffecten van extensieve duinbegrazing in kalkarme kustduinen
- Optimalisatie van begrazing voor de heidefauna: resultaten Fase 1
- Variatie op de kwelder door beweiding - een handreiking aan natuurbeheerders
- Beheeroptimalisatie Zuid-Limburgse hellingschraallanden
- Grote grazers voor veiligheid en natuur in rivieruiterwaarden
- Begrazingsbeheer in relatie tot herstel van faunagemeenschappen in droge duingraslanden