Close Menu

N16.04 Vochtig bos met productie

Na 1 januari 2018 geldt een nieuw SNL-beheertype voor Vochtig bos met productie (N16.02 wordt N16.04), met een iets andere omschrijving en andere subsidievoorwaarden. Onderstaande betreft de nieuwe omschrijving en afbakening. 

Vochtig bos met productie bestaat uit loofbossen die gedomineerd worden door diverse boomsoorten zoals populier, es, esdoorn, beuk, haagbeuk, eik, iep en els. Het is een grotendeels gesloten bos met een weelderige ondergroei. Dit bostype is de productievariant van delen van het haagbeuken- en essenbos en beek- en rivierbegeleidend bos.

Het komt voor op matig nat tot matig droge, vrij voedselrijke kleiige tot zandige bodems, waaronder overstromingsdelen van beken. Het bostype kan gevonden worden in het rivierengebied op oeverwallen en hoge uiterwaarden, lokaal op lemige zandgronden in het oosten, op kleibodems zoals in de Flevopolders maar ook in de kustgebieden, en lemige/kleiige kalkhellingen in Zuid-Limburg.

Dit bostype levert een belangrijke bijdrage aan de houtvoorziening door de goede groei van diverse gewilde (hardhout) loofboomsoorten. In potentie kan dit bostype de meeste houtige soorten bevatten. De diversiteit is laag tot matig hoog. Vooral soorten van oudere, meer ontwikkelde bosgroeiplaatsen ontbreken vaak nog, terwijl makkelijk koloniserende sporenplanten en vogels al aanwezig zijn. Door snelle groei en sterfte kan binnen afzienbare tijd een gevarieerde bosstructuur ontstaan, met veel dood hout en een weelderige struiklaag en bodemvegetatie.

Populier kan een belangrijke bijdrage leveren aan snelle bosontwikkeling en de productie van aanzienlijke hoeveelheid zaaghout en (dik) dood hout. De ondergroei bij populier wordt echter vaak (nog) gedomineerd door ruigtekruiden zoals grote brandnetel. Ook in door andere boomsoorten gedomineerde bossen treedt regelmatig verruiging op in grotere open plekken. Dit kan de verjonging van gewenste boom- en struiksoorten belemmeren. Kleinschalige kap en aanplant wanneer zaadbronnen van gewenste soorten nog ontbreken kan de (kwalitatieve en kwantitatieve) productie en samenstelling bevorderen. Door deze aanvullende bosverjongingsactiviteiten met primair lokaal gewenste inheemse boom- en struiksoorten wordt versneld een nieuwe gewenste bosgeneratie van voldoende ecologische kwaliteit gerealiseerd.

Afbakening

  • Het beheertype Vochtig bos met productie omvat bossen op basenrijke bodems gedomineerd door (meereisende) loofboomsoorten.
  • Houtoogst is een doel en vindt periodiek plaats met een hogere intensiteit dan in de Vochtige bossen beheertypen zonder productie, of boomsoorten die oorspronkelijk van buiten Europa zijn ingevoerd zijn dominant over meer dan 20% van het areaal van het betreffende bosgebied, ook als er geen productiedoelstelling is.

Bron: BIJ12 Index Natuur en landschap

Habitattypen
De volgende habitattypen van Natura 2000 kunnen voorkomen in dit beheertype:

Landschapstypen
De bossen in het beheertype Vochtig bos met productie bestaan uit aangeplante bossen uit de twintigste eeuw en oudere bossen die in het verleden in gebruik waren als hakhout. In de OBN-brochure Vochtig bossen: tussen verdrogen en nat gaan zijn drie typen onderscheiden met sterke verschillen in standplaats, basenrijkdom en waterhuishouding:

  • Beekdalbos ligt in het landschapstype Beekdallandschap en bestaat uit bossen aan randen van beekdalen op beekeerdgronden, moerige gronden, bodems met ijzeraanrijking en poldervaaggronden, die gevoed worden door een basenrijke kwel met een gemiddeld hoogste grondwaterstand van minder dan 30 centimeter.
  • Stagnatiebos ligt in het landschapstype Nat zandlandschap en bestaat uit restanten van oude boskernen op oude rivierkleigronden, leemgronden en bodems met kleidek of ondiepe terrasklei, die gekenmerkt worden door een basenrijke stagnatie, met een gemiddeld hoogste grondwaterstand van minder dan 40 centimeter.
  • Dekzandbos ligt in het landschapstype Nat zandlandschap en bestaat uit bosaanplant op vooral voormalige natte heide met moerige gronden, gooreerdgronden en veldpodzolgronden met ondiepe keileem, die gekenmerkt worden door een zure stagnatie van lokaal grondwater met een gemiddeld hoogste grondwaterstand van 10-50 centimeter.