N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland
Kruiden- en faunarijk grasland is een grasland in een successiefase van zeer soortenarme en voedselrijkere graslanden naar soortenrijke schraallanden (zie onderstaande tabel). Binnen kruiden- en faunarijk grasland kunnen planten voorkomen uit eerdere successiestadia, die weinig eisen stellen aan milieu- en watercondities.
Tabel: Successiefasen van kruiden- en faunarijk grasland (ontleend aan: Veldgids Ontwikkeling van botanisch waardevol grasland.
Voor het beheer worden hier twee varianten onderscheiden:
- Nat tot vochtig kruiden- en faunarijk grasland,
- Matig droog tot droog kruiden- en faunarijk grasland.
Deze onderverdeling is ontleend aan de Veldgids Ontwikkeling van botanisch waardevol grasland. In de beschrijvingen van de varianten zal de nadruk liggen op de successie van het beheertype N12.02 Kruiden- en faunarijke graslanden naar de gewenste, schralere beheertypen in kalkarme zand- en leemgronden, klei-zavel en lössgronden, kalkrijke en kalkhoudende gronden en veengronden.
Variant 1 Matig tot droog kruiden- en faunarijk grasland
Matig tot droog kruiden- en faunarijke grasland is een voorfase in de successie naar droge schraallanden, en bestaat uit graskruidenmengsel in fase 3 van de graslandsuccessie en bloemrijk grasland in fase 4 van de graslandsuccessie. De grassen hebben een fijn mozaïekpatroon en zijn homogeen verdeeld over het perceel. Naast grassen uit eerdere successiefasen groeit hier ook reukgras, roodzwenkgras en gewoon struisgras. Het kruidenmengsel bestaat uit algemene soorten als veldzuring, scherpe boterbloem, gewone hoornbloem, smalle weegbree en pinksterbloem. In vochtigere omstandigheden groeit er ook echte koekoeksbloem, kleine klaver en gewoon biggenkruid.
De plantensoorten die voorkomen in nat kruiden- en faunarijk grasland variëren naar de grondsoort waarop het grasland groeit. Ook de manier waarop het grasland zich bij gunstige omstandigheden en goed beheer ontwikkelt tot bloemrijk grasland is afhankelijk van de grondsoort. Grofweg zijn er weer vier subtypen van deze variant, afhankelijk van de grondsoort, met de volgende graslandsuccessie:
- Kalkarme zand- en leemgronden: het grasland ontwikkelt zich van een graskruidenmengsel met biggenkruid, duizendblad, schapenzuring en sint-janskruid of met smalle weegbree en kleine klaver tot bloemrijk grasland met muizenoor, grasklokje en zandblauwtje of met margriet, knoopkruid en gewone rolklaver.
- Kalkarme klei-, zavel en lössgronden: het grasland ontwikkelt zich van een graskruidenmengsel met smalle weegbree en duizendblad of met fluitenkruid en kraailook tot bloemrijk grasland met biggenkruid, gewone veldbies en akkerhoornbloem of met margriet, knoopkruid en glad walstro.
- Kalkrijke en kalkhoudende gronden: het grasland ontwikkelt zich van een graskruidenmengsel met smalle weegbree, duizendblad, knoopkruid en akkerhoornbloem of met fluitenkruid en groot streefzand tot bloemrijk grasland met sikkelklaver, kattendoorn en geel walstro of met margriet, knoopkruid en glad walstro.
- Veengronden: in verdroogde en veraarde omstandigheden ontwikkelt het grasland zich van een graskruidenmengsel met gewone hoornbloem, rode klaver en smalle weegbree tot bloemrijk grasland met margriet, biggenkruid en knoopkruid. Op veen komt alleen matig droog kruiden- en faunarijk grasland voor.
Variant 2 Nat tot vochtig kruiden- en faunarijk grasland
De variant Nat kruiden- en faunarijke grasland is een voorfase in de successie naar natte schraallanden. Nat kruiden- en faunarijk grasland bestaat uit zilverschoonweide in fase 3 van de graslandsuccessie en bloemrijk grasland in fase 4 van de graslandsuccessie. Zilverschoonweide komt voor op plekken die langdurig onder water staan, door overstroming of een permanent hoge grondwaterstand. Het is een soortenrijk grasland, waarin de grasgroei laat op gang komt. Op plekken die minder lang onder water staan, kan zich een meer soortenrijk, nat kruidenmengsel met echte koekoeksbloem ontwikkelen. In uiterwaarden, boezemlanden of ijsbaantjes die periodiek onder water staan, kan zich een nat graskruidenmengsel ontwikkelen met een vrij grof mozaïek van grassen met onder meer dotterbloem en moerasrolklaver.
De plantensoorten die voorkomen in nat tot vochtig kruiden- en faunarijk grasland variëren naar de grondsoort waarop het grasland groeit. Ook de manier waarop het grasland zich bij gunstige omstandigheden en goed beheer ontwikkelt tot bloemrijk grasland (zie tabel) is afhankelijk van de grondsoort. Grofweg zijn er vier subtypen van deze variant, afhankelijk van de grondsoort, met de volgende graslandsuccessie:
- Kalkarme zand- en leemgronden: het grasland ontwikkelt zich van zilverschoonweide met zilverschoon, gewone waterbies en watermunt of een graskruidenmengsel met pitrus en echte koekoeksbloem naar een bloemrijk grasland met moerasrolklaver, grote ratelaar en veldrus of een bloemrijk grasland met biezenknoppen, kale jonker en brunel.
- Kalkarme klei-, zavel en lössgronden: het grasland ontwikkelt zich van zilverschoonweide met zilverschoon, gewone waterbies en watermunt of een graskruidenmengsel met lidrus, rode klaver tot nat kruidenrijk grasland met moerasvergeetmijnietje, gewone dotterbloem en waterkruiskruid of een bloemrijk grasland met vogelwikke, knoopkruid en brunel.
- Kalkrijke en kalkhoudende gronden: het grasland ontwikkelt zich van zilverschoonweide met zilverschoon, gewone waterbies en watermunt of een graskruidenmengsel met lidrus, smeerwortel en echte koekoeksbloem tot nat kruidenrijk grasland met dotterbloem, gewone engelwortel en moerasspirea of bloemrijk grasland met vogelwikke, veldlathyrus en knoopkruid.
- Veengronden: het grasland ontwikkelt zich van zilverschoonweide met gewone waterbies, moeralwalstro en watermunt of een graskruidenmengsel met pitrus, echte koekoeksbloem en egelboterbloem tot nat kruidenrijk grasland met gewone dotterbloem, riet en rietorchis of bloemrijk grasland met grote ratelaar, biezenknoppen en kale jonker.