Close Menu

N12.02 Kruiden- en faunarijk grasland

Successie strandt
In de praktijk stranden veel pogingen om kruiden- en faunarijk grasland te ontwikkelen in een hardnekkige successiefase met een hoge dominantie van gestreepte witbol en/of struisgrassen. Op klei-houdende grond gaat het ook wel om grote vossenstaart en glanshaver. Bij een hoge biomassaproductie vanwege een voedselrijke bodem, met name in combinatie met een geringe dynamiek en laat maaien (pas na 15 juni), laten deze zodevormende grassen vrijwel geen ruimte voor kruiden, mossen en minder dominante grassen om zich te vestigen. Nog een andere reden dat de successie strandt, is dat er in de bodem van het te ontwikkelen graslandperceel meestal geen vitale zaadbank meer aanwezig is en de kenmerkende graslandsoorten ook ontbreken in de omringende landbouwgebieden. Door al deze genoemde factoren blijft de vegetatie in zulke graslanden vaak nog vele jaren soortenarm, zowel ten aanzien van de flora als de fauna.

Variant 1: nat tot vochtig kruiden- en faunarijk grasland

Sulfaatrijk water in het rivierengebied
De natte kruiden- en faunarijke graslanden in het rivierengebied hebben op veel plekken te maken met een sterke toename van de sulfaatconcentratie in het oppervlaktewater. Vooral de graslanden met enige ophoping van venig materiaal, zoals de kievitsbloemhooilanden en de vossenstaartgraslanden, kunnen hierdoor te maken krijgen met interne eutrofiƫring. Het aangevoerde sulfaat bindt aan ijzer, waardoor aan fosfaat gebonden ijzer vrijkomt en beschikbaar wordt voor planten. Het sulfaat bevordert ook de afbraak van organisch materiaal en hiermee het vrijkomen van voedingsstoffen. In ijzerarme bodems vindt ophoping van sulfide plaats, dat giftig is voor vrijwel alle plantensoorten van kruiden- en faunarijke graslanden.

Veraarding en inklinking in veengebied
Vochtige kruiden- en faunarijke graslanden op venige bodems zijn vaak ontstaan door ontwatering uit dotterbloemgraslanden of andere natte graslanden op veen. De meeste kruiden- en faunarijke graslanden op veen zijn voortgekomen uit hoogproductieve agrarische graslanden die uit productie zijn genomen. Ze bevatten daardoor veel fosfaat in de bodem, en zijn vaak ook verdroogd. Doordat het grasland hier ook nog eens bedreigd wordt door steeds verdere inklinking en veraarding van de veenbodem, is deze situatie moeilijk te verbeteren. Bij inklinken kan de bodem minder water bergen en bovendien is het vermogen van capillaire opstijging van water sterk verminderd. Ook bij vrij hoge grondwaterstanden en bij hoge waterstanden in de omringende sloten, treedt in droge perioden in de graslanden dan sterke uitdroging op. Deze uitdroging bespoedigt de afbraak van organisch materiaal, waardoor de veraarding almaar verder blijft doorzetten.

Variant 2: matig tot droog kruiden- en faunarijk grasland

Verschraling op plekken waar het niet thuishoort
Kruiden- en faunarijk grasland is het resultaat van licht intensief agrarisch gebruik op plekken met klei-, veen- of leembodems, die vocht goed vasthouden of waar het grondwater nooit erg diep in de bodem wegzakt. Veel van het huidige kruiden- en faunarijk grasland is echter te vinden op drogere zandgronden. Kunstmestgebruik heeft er tot de jaren vijftig voor gezorgd dat de landbouw op zandgronden het areaal kruiden- en faunarijke graslanden juist daar sterk kon uitbreiden. Daardoor ligt nu ongeveer de helft van het kruiden- en faunarijk grasland op zandgrond. Dat bestaat vooral uit tamelijk soortenarme vormen van bloemrijk grasland.

Zandgronden zijn droger, en kruiden- en faunarijk grasland vergt daardoor andere maatregelen dan op klei-, veen en leembodems. Kruiden- en faunarijke graslanden zullen zich op zandgronden niet ontwikkelen tot droge schraallanden, maar juist tot een begroeiing die qua omstandigheden meer bij drogere zandgronden hoort, zoals heischraal grasland, natte of droge heide, dotterbloemgrasland of kalkgrasland. In de beginfase van dit verschralingsproces kan op deze plekken voor een zekere periode echter wel sprake zijn van kruiden- en faunarijk grasland als successiestadium naar deze schralere eindfasen. Basisprobleem bij kruiden- en faunarijk grasland is vooral de dominantie door grassen en de dichte graszode die zorgt dat kruiden weinig kans krijgen.