N08.02 Open duin
Het beheertype N08.02 kent twee varianten:
- Witte duinen
- Grijze duinen
Witte duinen
De witte duinen of helmduinen volgen de embryonale duinen op in het proces van de duinvorming. Natuurlijke witte duinen zijn duinsystemen met dynamiek en worden gekenmerkt door een mozaïek van vegetatie en kaal zand. Verstuiving is het meest bepalende proces voor levensgemeenschappen in de witte duinen. In Nederland bestaan de witte duinen op de meeste plaatsen in gedegradeerde vorm, als gevolg van de vastlegging van de duinen. De zeereep, ten behoeve van de kustverdediging, is evenmin bevorderlijk voor de vorming van witte duinen. Met de komst van grootschalige zandsuppleties in zee is de kustverdediging op veel plekken gegarandeerd en is er veel meer ruimte voor winddynamiek in de zeereepduinen. Zie ook het OBN-rapport Effecten van suppleties op duinontwikkeling.
Natuurlijke witte duinen zijn een belangrijke motor achter het duurzaam bestaan van een open duinlandschap met een gradiënt naar gesloten duinstruweel en bos. Bij een aangroeikust vormen zich nieuwe duinen voor de bestaande duinen, zodat er op een nieuwe plek successie kan plaatsvinden. Door de nieuwe duinenrij neemt de invloed van wind en zout spatwater in de oude, meer landinwaarts gelegen duinen verder af, waardoor de successie naar bos daar versnelt.
Langs afslagkusten worden de stuifkuilen tussen de duintoppen soms zo diep uitgeblazen dat er grote geulen (kerven) ontstaan, dwars door de zeereep heen. Landinwaarts kunnen daar, door zandophoping, paraboolvormige duinen uit ontstaan. Daarbij worden oudere duinbegroeiingen overstoven door grote hoeveelheden zand. Die sterven af en maken plaats voor droge pionierbegroeiingen. Deze mobiele paraboolduinen hebben een groot aandeel gehad in de duinvorming in het Nederlandse landschap. Een actief paraboolduin verplaatst zich met de wind mee, met de bolle ‘kop' naar voren en de uitlopers naar de wind gekeerd. Het paraboolduin wordt aan de loefzijde altijd begrensd door een vallei waar uitstuiving tot op het grondwater heeft plaatsgevonden en een natte duinvallei ontstaat.
Grijze duinen
De grijze duinen, tussen de witte duinen en het vaak met bos of hoog struweel begroeide binnenduin in, vormen de ruggengraat van het duinlandschap. Het grijze duin is het meest soortenrijke natuurtype van droge duinen, met een zeer gevarieerd mozaïek van milieus en gemeenschappen met veel overgangen. Bij een dynamisch evenwicht tussen verstuiven en dichtgroeien vormen duingraslanden een mozaïek met plekken kaal zand en duinstruwelen.
In de grijze duinen kunnen vijf ‘landschappen' worden onderscheiden:
- het dauwbraamlandschap, direct achter de zeereep, waar op een voedselarme bodem een aanzienlijk deel van het duin begroeid is met duingraslanden, waarin dauwbraam voorkomt (alhoewel vrijwel altijd in bescheiden mate).
- het duindoornlandschap, in de middenduinen van het kalkrijke duin, gekenmerkt door een begroeiing met duindoornstruwelen.
- het fakkelgraslandschap, op oudere, gestabiliseerde en begraasde delen van het kalkrijke duin, met een karakteristieke begroeiing van duingraslanden met smal fakkelgras (in bescheiden hoeveelheden).
- het buntgraslandschap, gekenmerkt door duingraslanden met buntgras (eveneens in bescheiden hoeveelheden), op plaatsen waar het duinzand kalkarm is vanwege kalkarm moedermateriaal (Waddendistrict) of vanwege natuurlijke uitloging van oude kalkrijke duinen. Het initiële kalkgehalte bepaalt hoe snel dit uitlogingsproces plaatsvindt. Op Walcheren (waar het kalkgehalte minder dan 1 procent bedraagt) en op Schouwen (waar het kalkgehalte maximaal 2 tot 3 procent bedraagt) kan de ontwikkeling al binnen enkele decennia aan de orde zijn.
- het zeedorpenlandschap, rondom nederzettingen en voormalige vissersdorpen en duinboerderijen, waar eeuwenlang menselijke invloeden hebben plaatsgevonden. Dit type is het meest soortenrijk.