Close Menu

N06.03 Hoogveen

Vermesting door stikstofdepositie
Het veenmosdek in hoogvenen is niet meer in staat om al het binnenkomende stikstof op te nemen, omdat de stikstofdepositie in Nederland te hoog is. Hierdoor hoopt het stikstof zich op in het veenvocht. Daarvan profiteren hogere planten, zoals pijpenstrootje en berk. Veenmossen worden als gevolg van de vermesting gevoeliger voor aantasting door schimmels.
De uitbreiding van hogere planten leidt bovendien tot meer schaduw. Dat remt de veenmosgroei en stimuleert de algengroei. Ook heeft de groei van hogere planten een negatief effect op de waterhuishouding, door de hogere wateropname en verdamping.

De schaduwrijke omstandigheden veroorzaken ook een koeler microklimaat. Dit is ongunstig voor warmteminnende diersoorten die in de bulten en slenken leven, zoals spinnen en kevers. Ook diersoorten die ruimtelijke variatie nodig hebben en enkele karakteristieke vlindersoorten worden door vermesting en verdroging bedreigd, omdat hierdoor de kwaliteit van hun voedsel vermindert.

sphagnum en vaatplanten
Schema van de interacties tussen sphagnum en vaatplanten bij hoge en lage atmosferische stikstofdepositie. Bron: OBN-Symposiumboek Duurzaam natuurherstel voor behoud van biodiversiteit (2004)

Verdroging
Verdroging kan op twee verschillende niveaus ingrijpen: regionaal en lokaal. Ingrepen in de regionale grondwaterhuishouding (zoals drinkwaterwinning en drainage voor de landbouw) kunnen de toestroom van grondwater naar hoogvenen sterk verminderen. Dit grondwater is rijk aan mineralen en essentieel voor het functioneren van een hoogveen. Bovendien kan via het grondwater kooldioxide (CO2) aangevoerd worden, dat een grote rol speelt in de groei van veenmossen, vooral in vroege successiestadia. 

Op lokaal niveau leidt verdroging in hoogveen tot een grotere afbraak van het veen. Hierdoor neemt de bergingscapaciteit van het veen af en worden de verschillen in het waterpeil in natte en droge perioden groter. Als het watergehalte beneden een bepaald niveau zakt, stopt de veenmosgroei. Hogere planten kunnen met hun wortels bij het water en gaan door met groeien. Die groei leidt tot een verdere verlaging van het waterpeil en een versnelde veenafbraak. Daardoor komen weer extra voedingstoffen vrij. Zo werkt verdroging groei van hogere planten dubbel in de hand: door remming van de veenmosgroei én door stimulering van de veenafbraak.
Verandering in neerslagpatronen kunnen tot vergelijkbare effecten leiden. 

Verlanding
In herstellend hoogveen kunnen zich, na vernattingsmaatregelen, drijftillen ontwikkelen. Deze spelen een rol in het verlandingsproces. In hoogvenen zorgt de mate van buffering en de chemische kwaliteit van het restveenmateriaal ervoor of de drijftil blijft drijven of niet. Zie ook het artikel ‘Sleutels tot herstel van hoogveen’ in het themanummer van Landschap over het nat zandlandschap.