Close Menu

N03.01 Beek en bron

Morfologische verstoring
Veel beken zijn in het verleden gekanaliseerd en/of genormaliseerd en van stuwen voorzien. Daarnaast zijn veel houtwallen en bossen in en langs beken gekapt. Door deze morfologische verstoringen is de variatie aan structuren in de beken grotendeels verloren gegaan. Structuren verdwijnen ook als gevolg van afvoerpieken. Die slijten de beekbodem uit waardoor planten en dieren losraken en wegspoelen

Een andere belangrijk structuurverstoring is onderhoud. Het verwijderen van omgevallen bomen en ingevallen takken leidt tot een verwijderen van natuurlijke obstakels die de beekbodem vasthouden en voor het grootste deel van de habitatvariatie in een beek zorgen. Mede hierdoor zijn beken verder ingesneden en zijn zodoende veel soorten verdwenen.

Waterkwantiteit meer afhankelijk van neerslag
De waterkwantiteit van een beek is altijd afhankelijk van de neerslag, kwelstromen en grondwater. Door ontwatering van landbouwgronden, de afwatering van bebouwde gebieden, kanalisatie, vergraving en regulering, is de invloed van kwelstromen en het grondwater in veel beeksystemen verminderd, en houden beeksystemen minder water vast. De waterafvoer wordt daardoor sterker beïnvloed door de hoeveelheid en de perioden met neerslag.

In droge zomers kan dit leiden tot droogval (van delen) van beken. Ook kan het zorgen voor een tragere waterafvoer, wat leidt tot meer depositie van fijn materiaal, met verslibbing van de beekbodem als gevolg. In de nattere periodes of periodes met extreme regenval zorgen piekafvoeren voor erosie van de bodem van beken zodat deze zich dieper in het landschap insnijden, waardoor het drainerend effect wordt vergroot. Dit versterkt weer het verdrogend effect.

erosie
Hier wordt een beeld gegeven van het proces van erosie. De bovenste figuur geeft een evenwichtssituatie. Bij de middelste figuur treedt door verlaging van het beekniveau stroomopwaartse en stroomafwaartse erosie op. Dit wordt met de kap van de bomen die als natuurlijke stuwen functioneerden in laatste figuur versterkt waardoor de beek nog sterker gaat draineren en ook bronwater afvangt. De blauwe lijn geeft de hoogte aan van de ligging en hoogte van de beekdalbodem. De blauwe stippellijn geeft het oorspronkelijke peil aan van de beekbodem. De rode lijn geeft de verdiepte ligging aan van de beekbodem na de ingrepen. Het bruine vlak accentueert de verdiepte ligging van de beekbodem en geeft aan welke extra zone van het beekdal wordt ontwaterd. Bron: Bobbink, R. et al (2013), Preadvies kleine ecotopen in de hydrologische gradiënt,

Afname kwaliteit van toestromend water
Beken zijn afhankelijk van de kwaliteit van toestromend grondwater vanuit infiltratiegebieden en van de kwaliteit van oppervlakkig afstromend water afkomstig uit de directe omgeving. Het gebruik van gronden in een stroomgebied bepaalt daarmee in sterke mate de waterkwaliteit van de beek. Deze oppervlaktewaterkwaliteit wordt beïnvloed door de aanvoer van organisch materiaal, voedingstoffen en milieuvreemde, vervuilende stoffen. De toevoer van organische stoffen beperkt zich tegenwoordig tot incidentele lozingen met zuurstofbindende stoffen uit rioolwaterzuiveringsinstallaties, riooloverstorten, spoelen van mesttanks en melktanks, illegale mestlozingen en afspoeling uit kuilvoer en mestdepots. Dergelijke organische piekbelastingen leiden tot tijdelijke zuurstofloosheid.

Klimaatverandering en beken
De klimaatverandering zorgt er naar verwachting voor dat in de komende vijftig à honderd jaar aanzienlijke veranderingen zullen optreden in beeksystemen. In de winter zal de afvoer toenemen en zullen er meer piekafvoeren optreden. Ook in de zomer zullen er meer piekafvoeren optreden, maar gemiddeld zal de afvoer dalen, waardoor de kans op verdroging stijgt. Daarnaast zal de watertemperatuur in beken stijgen. Dit zal direct en indirect gevolgen hebben voor de structuur van de beekbedding, de beschikbaarheid en het transport van stoffen en de levensgemeenschap in de beek. Of en in welke mate deze veranderingen optreden, is sterk afhankelijk van het beektype, de geologie en topografie en de vegetatie en het landgebruik in het omliggende stroomgebied.

Bronnen zijn klein
De meeste brongebieden liggen sterk geïsoleerd en op grote afstand van elkaar. Het kleine oppervlak van een bron maakt deze kwetsbaar voor fysische verstoringen. Omdat bronnen vaak lager in het landschap liggen en in veel gevallen voor de bedrijfsvoering van geen waarde waren, zijn deze plekken met name in het verleden gebruikt voor de stort van vuilnis en puin. Dit gebeurt overigens nog steeds. Bronnen worden ook bedreigd door maatregelen in het omliggende landschap. Door egalisatie van het aanwezige reliëf, aanleg van drainage of het graven of verdiepen van detailontwateringen verdwijnt de sponswerking uit het landschap, en nemen de piekafvoeren toe.

Verandering hydrologie van de bron
Veranderingen in de hydrologische situatie komen voor bij graven of verdiepen van greppels, sloten of vijvers in inzijggebied, brongebied (directe omgeving zeer gevoelig) of benedenstrooms gebied, de aanleg van drainage in inzijggebied of (brongebied(directe omgeving zeer gevoelig) of benedenstrooms gebied, waterwinning, egalisatie, opstuwing en stagnatie van water, of de ontwikkeling van poelen of vijvers.

Door het kleine oppervlak zijn bronnen zeer kwetsbaar voor verdroging. Al bij een geringe droogval treedt verdringing van de bronvegetaties op. De droogval leidt daarnaast tot het verdwijnen van de kenmerkende macrofauna. In de laatste decennia zijn daardoor kenmerkende bronsoorten, zoals de platworm en de kokerjuffer sterk achteruitgegaan.

Verdroging leidt ook tot onnatuurlijke grondwaterstandsdalingen. Hierdoor komen van nature zuurstofloze bodemlagen in aanraking met zuurstof. Het gevolg is dat bodemprocessen ontstaan welke tot eutrofiering leiden. Dit leidt tot verslechtering van de grondwaterkwaliteit door onder meer hoge stikstof- en sulfaatgehalten.


De diepte van de beek en het beekpeil zijn van grote invloed op het waterregime in het beekdal en in de aangrenzende infiltratiegebieden. Van nature zijn beken ondiep ingesneden waardoor grondwaterstanden in het beekdal ondiep zijn. Door verbreding en verdieping en verlaging van de waterpeilen zijn de beken veel sterker gaan draineren. Een kleine verandering in beekpeil verandert het hele landschap. Dus is hydrologie de sleutel voor het hele beekdal. Bron: OBN-brochure Van stroomgoot tot beekdallanschap

Toevoer ongewenste voedingsstoffen
Toevoer van voedingstoffen in bronnen komt door inspoeling van stikstof of fosfaat, atmosferische depositie, demping, vuilstort, vertrapping door mens en dier (met name bij de bosbron), kap van bomen in de directe omgeving van de (bos)bron, aanplant van bomen met slecht verteerbare bladeren en naalden rondom de bron, stedelijke ontwikkelingen.
Het  zorgt ervoor dat voedselminnende soorten de oorspronkelijke soorten verdringen. De productie van organisch materiaal neemt dankzij de stijgende voedselrijkdom ook toe, wat leidt tot de ontwikkeling van dikke organische pakketten en het dichtslibben van bronnen.

Kans: Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is primair gericht op de waterkwaliteit in de beek zelf, waarbij macrofauna, waterplanten en vissen de belangrijkste doelen en indicatoren zijn. De doelen van de KRW hebben een nauwe relatie met het beekdallandschap als geheel, en maatregelen in het kader van de KRW richten zich op beken én beekdalen. De kwaliteitsverbetering van het oppervlaktewater die via de KRW wordt nagestreefd, zal een positief effect kunnen hebben op de waterkwaliteit van en de biodiversiteit in en rondom beken. Het OBN Deskundigenteam Beekdallandschap denkt dat herstel en ontwikkeling van een beekdallandschap goed samen kan gaan met het werken aan de KRW-doelen.

Kans: Waterberging
Beekdalen liggen in de laaggelegen gebieden die hiervoor soms als waterbergingslocatie worden aangewezen. Door de klimaatverandering wordt een toename verwacht van het aantal intensieve regenbuien. Bij de keuze van de meest geschikte locatie voor waterberging binnen het beekdal is het van groot belang dat de hoogtekaart op een goed detailniveau wordt geanalyseerd. Daarnaast geven historische kaarten de ligging van de oorspronkelijke inundatievlakken, vaak aangeduid als moerassige, grazige gronden.