Close Menu

N02.01 Rivier

Beheerverandering: van landbouw naar natuur
De grootschalige onderzoeken van ‘Rijn in Beeld’ en ‘Maas in Beeld, maar ook andere onderzoeken, hebben aangetoond dat het realiseren van nieuwe natuurgebieden, waarbij landbouwgronden werden omgezet in natuurgebied, met afstand de belangrijkste succesfactor voor het herstel van onze riviernatuur was. Beheerverandering door beheerovereenkomsten met agrariërs bleek niet te werken, en heeft verdere achteruitgang niet kunnen stoppen.

Door het simpelweg veranderen van agrarisch naar extensief en meer natuurlijk beheer, bijvoorbeeld in gebieden als de Duursche Waarden en Millingewaard, kregen processen van zandafzetting, vernatting, bosontwikkeling, extensieve begrazing en overstroming de kans zich te manifesteren. De riviernatuur blijkt snel te reageren op dit soort veranderingen. Veel soorten zijn in staat op eigen kracht terug te keren als omstandigheden verbeteren. Lokaal werden ook extensieve hooilanden gerealiseerd, waardoor terreinen zich vaak floristisch konden verbeteren.

Uiterwaardinrichting: herstel van structuren en processen
In het kader van ‘Ruimte voor de Rivier’, het Grensmaasproject en verschillende andere hoogwaterprojecten zijn op veel plaatsen nieuwe geulen aangelegd of uiterwaarden verlaagd, in sommige gevallen geïnspireerd op oude zandgeulen in de ondergrond. Vaak gebeurde dit in projecten waar hoogwaterveiligheid, natuurontwikkeling, delfstofwinning en recreatie/stadsontwikkeling hand in hand gingen.

In de geulen kunnen aquatische levensgemeenschappen terugkeren die in de vaarweg van de rivier geen kans meer maken. In aangetakte nevengeulen liggen grote kansen om ondiep stromend habitat te herstellen, wat bijvoorbeeld voor veel stromingsminnende vissen kansen biedt. Langs sommige riviertrajecten, zoals de Waal, zijn stromende geulen kenmerkend. Langs andere trajecten zoals Kronkelwaarden langs de IJssel en de Terrassenmaas zijn niet-aangetakte grondwatergevoede geulen juist kenmerkend. Reeds aangelegde stromende geulen, bijvoorbeeld bij Gameren en Westenholte, blijken zich ecologisch goed te ontwikkelen.

Bij veel van deze inrichtingsprojecten verdwenen oude, kleiige toplagen met een bemestingsverleden en maakten plaats voor meer minerale bodems, ook in droge delen van de uiterwaarden. Juist hier zien we de terugkeer van veel planten- en insectensoorten.

Bij de combinatie met delfstofwinning moet ervoor worden gezorgd dat de kansen voor natuur en het inspelen op specifieke kenmerkend van het betreffende riviertraject ook voldoende gerespecteerd worden. Het aanleggen van diepe bassinvormige zandgaten en sterk overgedimensioneerde winningen draagt weinig bij aan natuurherstel en kan schade veroorzaken aan het landschap.

Vermindering van ontwatering en andere maatregelen bieden kansen voor herstel van de grondwaterinvloed. Daarnaast kan het nodig zijn om de instroom van nutriëntrijk grond- en oppervlaktewater te stoppen, zoals in de Rijnstrangen en kwelgeulen langs de Limburgse Terrassenmaas. In bestaande oude strangen en geïsoleerde nevengeulen kan de helderheid en de soortendiversiteit toenemen door de aanwezige dikke organische sliblagen of vervuilde waterbodem te verwijderen. Dit terugzetten van de vegetatiesuccessie komt in feite neer op het compenseren van het verlies van de natuurlijke procesgang waarbij dergelijke wateren door de rivier werden gecreëerd.

In het kader van KRW en het Deltaprogramma wordt de komende jaren gewerkt aan nieuwe inrichtingsprojecten. Het organiseren van voldoende ontwerpkwaliteit in deze toekomstige plannen en in planprocessen van deze projecten is één van de meest effectieve manieren voor natuurherstel en –ontwikkeling in het rivierengebied.

Dijken terugleggen
Ruimte creëren door het terugleggen van dijken is vanuit hoogwaterveiligheid soms een goed alternatief voor uiterwaardinrichting. Het betekent ook nieuwe kansen voor natuur omdat een meer complete hydrodynamische gradiënt kan worden hersteld, van hoogdynamische oevers tot laagdynamische delen verder van de rivier. Mits gekoppeld aan goede herinrichting en beheer kan dit veel opleveren. Veel soorten zijn immers gebonden aan meerdere ‘plekken’ in de gradiënt. Bovendien gebruiken mobiele soorten verschillende onderdelen van het landschap tijdens hun levenscyclus. Tevens zijn hooggelegen plekken voor veel diersoorten essentieel als vluchtplaats tijdens hoogwater.
Uit recente modelstudies blijkt dat er in de uiterwaarden op het ogenblik te weinig ruimte is om het hele scala aan biotopen te ontwikkelen. Door belangen op lokaal niveau en kosten, is dijkverlegging slechts op beperkte schaal gerealiseerd. 

Blijvende aandacht voor waterkwaliteit
De waterkwaliteit en de visstand zijn de afgelopen jaren sterk verbeterd. Vooral de stroomminnende vissen, die het grootste deel van hun leven in de hoofdstroom doorbrengen, hebben van de verbeteringen geprofiteerd. Innovaties op het gebied van grootschalige waterzuivering zijn grotendeels doorgevoerd. Extra winst zal nu vooral te boeken zijn met het ontkoppelen van regenwater en rioolwater. Door het rioolwater niet onnodig met regenwater te verdunnen wordt een hogere zuiveringsefficiëntie gehaald en is bij grote neerslaghoeveelheden geen riooloverstort meer nodig. Behalve voor verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater zorgt dit ook voor meer aanvulling van het grondwater.
Problemen door minder aanvoer van grondwater kunnen worden opgelost door ingrepen in de binnendijkse landbouw, met name door minder detailontwatering. Bij inrichting en herstel is het tevens van belang om rekening te houden met de biogeochemische veranderingen van de grondwaterkwaliteit (meer nitraat en sulfaat). Op plekken met verminderde of gewijzigde kwel kan waterstagnatie in de zomer tot interne eutrofiëring leiden met blauwalg en botulisme als gevolg. Kennis van de biogeochemische processen kan worden ingezet om dit te voorkomen.

Natuurlijke rivieroevers
Langs tal van riviertrajecten wordt gewerkt aan meer natuurlijke rivieroevers. Ondanks randvoorwaarden vanuit onder andere scheepvaart, zien we op steeds meer plaatsen harde oevers met breuksteen plaatsmaken voor zandige rivierstrandjes. Vooral langs de Maas en de Nederrijn, waar verstuwing een combinatie met scheepvaartbelangen makkelijker maakt, worden hiermee slagen gemaakt. Langs deze beide riviertrajecten wordt ook geëxperimenteerd met bomen in de rivier/oeverzone/zijwateren. Dit moet meer kansen geven aan houtgebonden macrofauna. Langs de Maas gaat oeverherstel vanuit de KRW samen met het ontstenen van beekmondingen.

De eerste monitoringgegevens lijken er op te wijzen dat er soortverschuivingen optreden van steengebonden soorten en invasieve exoten naar meer kenmerkende zandsoorten, zowel onder macrofauna als vissen; echter veel onderzoek is nog noodzakelijk.

Aanpassing kribvakken
In de hoofdstroom is de huidige natuurwaarde zeer gering, ondanks omvangrijke verbeteringen in de waterkwaliteit. Het ontbreekt aan geschikt habitat, met name aan ondiepe en luwere stukken. Kribben en andere hydraulische kunstwerken vormen harde substraten waar slechts weinig soorten kunnen gedijen. Gezien de verbetering van de waterkwaliteit kan nu vooral winst worden behaald voor de waterorganismen door kribben ecologisch te optimaliseren. Zo is recent een nieuw type krib bedacht, de eilandkrib. Deze verschilt van de gebruikelijke kribben doordat een deel van de krib verlaagd is, waardoor aan de kop van de krib een soort eilandje ontstaat. Het verlaagde deel vergroot de afvoercapaciteit van de rivier en het ‘eilandje’ heeft een betere stroomgeleiding tot gevolg. Dit voorkomt scheepvaarthinder. Ook zal er in de toekomst minder hoeven te worden gebaggerd. Door de vorm van de eilandkrib ontstaat aan weerszijden van de vaargeul een geul met een lagere stroomsnelheid. Hierdoor kunnen zich allerlei waterplanten vestigen. Vissen kunnen zich door de lagere snelheid beter stroomopwaarts verplaatsen en profiteren bovendien van het ontstaan van geschikt paai- en opgroeihabitat.
Bovendien biedt dit mogelijk kansen voor inheemse soorten die in deze meer natuurlijke ondiepe aquatische habitats de concurrentieslag met exoten wél kunnen winnen. Zo kunnen meer natuurlijke oevers langs de hoofdstroom, naast wateren in uiterwaarden, als toevluchtsoorden dienen voor inheemse vissoorten en watermacrofauna. 

Cyclisch beheer
Cyclisch beheer kan een alternatief zijn voor het statisch handhaven van een leggerbeeld.  Hierbij wordt getracht door het aanleggen van nieuwe geulen of door het uitgekiend verlegen van uiterwaarddelen, de successie van gebieden terug te zetten. Hierbij ontstaan nieuwe pioniersituaties en nieuwe kansen voor natuur (in feite wordt ingespeeld op wat riviersystemen eigen is). Er is echter slechts een beperkt aantal voorbeelden van projecten waar cyclische beheer (of cyclische verjonging) daadwerkelijk uitgevoerd is, waaronder de Ewijkse Plaat bij Ewijk, vaak omdat cyclisch beheer kostbaarder is dan het simpelweg verwijderen van aanwezig vegetatie.