Close Menu

Rivierenlandschap

Intensief agrarisch landgebruik
Hoewel sinds eind jaren tachtig het areaal natuurgebied langs de grote rivieren sterk is toegenomen, ging de intensivering van de landbouw door. Dit leidt nog steeds tot sterke vermesting van bodem en water, en daarmee voor verdergaande verarming, verruiging en watervervuiling. Graslanden voor intensieve veeteelt zijn zeer eiwitrijk en soortenarm, met als gevolg de massale aanwezigheid van ganzen en het verdwijnen van weidevogels als grutto en kemphaan. Ook waar beheersubsidies op landbouwgronden lagen heeft dit die tendens niet kunnen stoppen.

Verstoorde rivierdynamiek
Drie menselijke ingrepen zijn van doorslaggevende invloed geweest op de rivierdynamiek in ons land: de bedijking in de Middeleeuwen, de aanleg van zomerkades in de zeventiende en achttiende eeuw en de kanalisatie eind negentiende, begin twintigste eeuw. Al deze ingrepen zijn ten koste gegaan van de natuurwaarden en deze verstoorde rivierdynamiek werkt nog altijd door. Ondiepe delen met stromend water over zand en grind zijn nagenoeg verdwenen en ondanks de bouw van vistrappen vormen stuwen nog steeds een knelpunt voor trekvissen. Boeg- en schroefgolven veroorzaken vertroebeling en rondom kribben ontstaan krachtige waterkolken waardoor planten moeilijk kunnen wortelen. Recent experimenteert Rijkswaterstaat met de aanleg van langsdammen in plaats van kribben, wat mogelijk nieuwe kansen biedt voor onderwaterbiotopen.

Invloed van historische rivierverontreiniging
In de periode van 1950 tot rond 1980 was het rivierwater ernstig vervuild met zware metalen en organische gifstoffen. Als gevolg hiervan zijn veel uiterwaardbodems matig tot ernstig verontreinigd . Deze verontreinigen blijven zich verspreiden met de sedimentatie- en erosieprocessen die tijdens overstromingen plaatsvinden en door het omwoelen van de bodem door bodemorganismen en scheepvaart.

Verdroging en vervuild grondwater
Door het insnijden van de rivieren na de aanleg van zomerkades, kribben en strekdammen is de ontwateringbasis in grote delen van het rivierengebied sterk gedaald. Daardoor zijn natte gedeelten zoals oeverlanden en oude beddingen uitgedroogd en maken daar levensgemeenschappen van natte plekken plaats voor levensgemeenschappen van droge plekken. Ook worden grondwatergevoede vegetaties bedreigd door een verslechtering van de grondwaterkwaliteit.




Figuur 3: Schematisch plaatje van een riviersysteem met de nu meest voorkomende aantastingen.
N = te veel stikstof, P = te veel fosfor.

Invasieve exoten
De fauna van de rivieren is laatste decennia sterk gewijzigd. Exoten hebben zich in onze rivieren gevestigd en zijn er vaak gaan overheersen, ten koste van inheemse soorten. Het betreft met name ongewervelden, zoals diverse mosselsoorten, maar ook vissen als de roofblei en een aantal grondelsoorten. In de Watersysteemrapportage Rijntakken in opdracht van Rijkswaterstaat zijn interessante deelparagrafen te lezen over het onderwaterleven in invloed van invasieve exoten.

Klei- en zandwinning
Na de winning van klei, zand en grind in de uiterwaarden bleven plassen over, die vaak werden ingericht als waterrecreatiegebied. Waar die gebieden dicht op de rivier liggen, vindt veel sedimentatie van slib plaats. Dit draagt bij aan verhoogde nutriëntenrijkdom van de waterlaag en kan blauwalgengroei veroorzaken. Door hun diepte kunnen deze plassen bovendien bijdragen aan ontwatering van de omgeving. Wel hebben veel van deze plassen een grote aantrekkingskracht op vissende en rustende watervogels, vooral onder wintergasten.

Terugdringen ruigten
Vanuit het argument van hoogwaterveiligheid heeft Rijkswaterstaat via het programma ‘Stroomlijn’ de laatste jaren hard gewerkt aan het terugdringen van ruwe vegetatie in het rivierengebied. Het gevolg is dat de kansen voor ooibossen en andere ruwe vegetaties verslechterd zijn.

De maximale toelaatbare ruwheid voor het rivierengebied is vastgelegd in de ‘vegetatielegger’, waarin precies staat waar ruwe vegetatie mag staan en waar niet. Dit werkt complicerend voor het natuurbeheer langs de rivieren en beperkt de ruimte voor dynamische processen en ontwikkelingen.

OBN heeft een aantal kaarten (zie kantlijn) laten maken om de ouderdom van huidige ooibossen in kaart te brengen. Dit om de beheerders handvatten te geven in de discussie van het verwijderen van bos in de stroombaan, en oud bos zoveel mogelijk te sparen.

Grote en onregelmatige afvoerpieken
Door de toegenomen bebouwing en drainage wordt een groot deel van het water sneller uit de riviersystemen afgevoerd dan vroeger in ons land het geval was. Dit heeft de intensiteit van de stroming in de rivier en onregelmatigheid van de afvoerpieken in het rivierpeil sterk bevorderd. Mede door de bedijking en het afgraven van oeverwallen zijn hoogwatervluchtplaatsen voor fauna schaars geworden.

Klimaatverandering
Een bedreiging waarvan de gevolgen nog moeilijk in te schatten zijn, is de relatief snelle verandering van het klimaat. De gevolgen hiervan zijn onder andere hevigere neerslag en het verdwijnen van gletsjers. Hoewel nog veel onbekend is over de reactie van onze rivieren hierop, kan dit leiden tot extremer hoogwater en/of grotere zomerdroogtes.
Temperatuurstijging van het water door klimaatverandering heeft effect op onder andere voortplantingssucces en overleving. Nu al zien we in ons rivierengebied veel soorten uit Midden- en Zuid-Europa verschijnen. Het is ook mogelijk dat riviersoorten uit Nederland verdwijnen doordat areaalgrenzen naar het noorden opschuiven. In de watersysteemrapportage Rijntakken 1990-2015 in opdracht van Rijkswaterstaat zijn interessante deelparagrafen te lezen over o.a. invloed van klimaat op waterstanden.