Close Menu

Droog zandlandschap

Verzuring en vermesting belangrijkste bedreiging
Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw heeft de depositie van stikstof en zwavel zowel gezorgd voor verzuring als vermesting van de droge zandbodems. Hierdoor is de bufferende capaciteit van de droge zandbodems sterk afgenomen. De zwaveldepositie is door milieubeleid sterk afgenomen evenals de NOx-uitstoot, maar de ammoniakdepositie NH4+ is nauwelijks gedaald. Juist in het Droog zandlandschap is deze depositie het hoogst omdat er veel intensieve landbouw in de directe nabijheid aanwezig is. Vrijwel overal in natuurgebieden worden de kritische depositieniveaus dan ook overschreden. Terwijl de gevolgen van de deposities van zwavel en nitraat uit het verleden in het Droog zandlandschap nog steeds aantoonbaar zijn, blijft vooral de ammoniakdepositie een actuele en wezenlijke bedreiging.

Overheersing stikstof verstoort voedselweb
Doordat de ammoniakdepositie ervoor zorgt dat stikstof in de bodem sterk overheerst in verhouding tot met name fosfor, raakt de nutriënten- en mineralenhuishouding en het voedselweb in het Droog zandlandschap verstoord. In de bodem en de planten is stikstof inmiddels zo dominant geworden dat abiotische en biotische processen ingrijpend zijn gewijzigd. Insecten die jong blad eten van planten op nutriëntarme, vermeste en verzuurde bodems krijgen hierdoor minder en deels andere aminozuren en eiwitten binnen. Als gevolg hiervan zijn deze planten minder goed voedsel voor herbivore insecten, waardoor de insectenfauna qua aantallen en samenstelling vermindert. Hierdoor raakt het voedselweb verstoord. Soorten hoger in de voedselketen, zoals carnivore insecten, insectenetende vogels en roofvogels, slagen er minder goed in om de juiste eiwitten aan te maken, omdat de daarvoor benodigde bouwstoffen er minder of niet meer zijn. Dit is waarschijnlijk een belangrijke oorzaak van de afname van vogelsoorten als de sperwer.

Verdwenen landschapsgradiënten in bodemvruchtbaarheid en landgebruik
In het Droog zandlandschap is het landschap als geheel eenvormiger geworden. De iets rijkere delen van het Droog zandlandschap zijn bebouwd of worden intensief agrarisch gebruikt. Daartussen liggen op de armere gronden nu als eilanden verspreid de natuurgebieden, vaak ver van elkaar af gelegen tussen landbouwgebieden, steden en infrastructuur.

De samenhangende landschapsgradiënten zijn grotendeels verdwenen, zowel binnen het Droog zandlandschap als op de overgangen naar andere landschapstypen. In stuifzanden is de successie door de ammoniakdepositie sterk versneld, waardoor de geomorfologische dynamiek afnam, stuifzandbiotoop slonk en bijbehorende soorten sterk achteruit gingen of zelfs verdwenen, zoals de duinpieper. Droge heidevelden vergrasten en heischrale graslanden en kruiden- en faunarijke graslanden zijn zeldzaam geworden.

In het oosten en zuiden van Nederland is sprake van eikensterfte, met sterftepercentages tussen de 20-60%. Het is nog niet duidelijk of dit een natuurlijk fenomeen is, een gevolg van milieuvervuiling of het resultaat van aanplant van eikenbossen op standplaatsen waar ze niet thuishoren. Uit oriënterend onderzoek blijkt dat de minder vitale en afstervende eiken op verzuurde bodems staan. Het grote probleem bij het duiden van de oorzaken van de eikensterfte is dat er meerdere factoren bij betrokken zijn, zoals droogte, verschillende plaaginsecten en nutriëntengebreken die deels door elkaar heen lopen.