Deskundigenteam Nat zandlandschap
Achteruitgang van kenmerkende diersoorten in vennen
Probleemstelling: Vennen zijn een algemene verschijning op de pleistocene zandgronden, maar ze staan sterk onder druk door onder andere stikstofdepositie en verdroging. Door herstelmaatregelen in hydrologie, water- en bodemchemie is de staat van instandhouding voor deze habitattypen de laatste decennia verbeterd. Ondanks de stabiele tot gunstige indruk die de vennen geven, zijn verschillende kenmerkende diersoorten van deze habitattypen de afgelopen decennia langjarig sterk achteruit gegaan. Typerend is de trend die libellensoorten het afgelopen decennium laten zien, maar ook andere diersoorten gaan achteruit, waaronder waterwantsen, waterkevers en watermijten. De afwijking in trends tussen de habitatkwaliteit en kenmerkende fauna van vennen laat zien, dat om ook de diersoorten adequaat te kunnen beschermen, aanpassingen in het beheer noodzakelijk zijn. Het is echter onbekend waardoor deze soorten achteruitgaan en welke beheersmaatregelen nodig zijn voor behoud en herstel van hun leefomgeving.
Beleidscontext: Vennen (Habitattypen H3110, H3130 en H3160) komen in maar liefst 27 Natura2000 gebieden voor. In veel, zo niet de meeste, van deze gebieden worden de komende jaren maatregelen getroffen om de effecten van stikstof ongedaan te maken en de kwaliteit van de vennen te verbeteren. Dat venherstel actueel is, blijkt uit de nieuwe provinciale impulsen die in Gelderland en Noord-Brabant hieraan worden gegeven (van Kleef et al., 2017). Dit biedt een mooie kans om het beheer van de vennen voor deze bedreigde diersoorten, waaronder de typische soorten Venwitsnuitlibel en Noordse glazenmaker, op orde te krijgen en ervoor te zorgen dat zij van de Rode lijst afgevoerd kunnen worden.
Doel van het onderzoek: Dit onderzoek heeft als doel te achterhalen waardoor kenmerkende diersoorten van vennen achteruit gaan en welke beheermaatregelen nodig zijn om de kwaliteit van het leefgebied van deze soorten te behouden en herstellen.
Programma Ontwikkeling en Herstel Heischraal grasland in Nederland
Probleemstelling: In mei 2017 verscheen het rapport “Naar een actieplan heischrale graslanden”. Hierin wordt bevestigd dat er heel weinig heischraal grasland over is in Nederland. Behoud van de huidige groeiplaatsen is bij lange na niet genoeg om duurzaam behoud te realiseren. Daarom is een belangrijke pijler onder het behoud van dit habitattype het op korte termijn realiseren van nieuwe heischrale graslanden.
Hoewel er op veel plekken in Nederland wordt gewerkt aan omvorming van landbouwgrond en/of bos naar heide en heischraal grasland, is ook de optelsom van deze projecten nog onvoldoende en zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk. Er zal op vrij grote schaal (her)introductie van kenmerkende soorten moeten plaatsvinden. Daarbij is kweek van materiaal, keuze van bronpopulaties en keuzes in de verdeling van beschikbaar maaisel nodig om deze projecten uiteindelijk succesvol te laten zijn. Daarnaast is de meest actuele kennis over het herstel van basenbezetting in de bodem in de meeste projecten nog niet goed gebruikt. Dat kan alleen als de reeds in gang gezette inrichtingsprojecten worden ondersteund door een wetenschappelijk begeleid programma. Op deze wijze wordt ook een goede terugkoppeling geborgd: de programmatische monitoring en onderzoek zorgt voor een snelle en feitelijke aanpassing van herstelstrategieën.
Beleidscontext: Dit voorstel gaat over de droge en vochtige heischrale graslanden op de hoge zandgronden en de duinen. Het is een prioritair habitattype (H6230) dat zo sterk is achteruit gegaan in de afgelopen decennia dat het bij ongewijzigd beleid en beheer niet ondenkbaar is dat het habitattype verdwijnt uit Nederland. De urgentie om snel nieuw heischraal grasland te realiseren is zeer groot. In het kader van de PAS worden in de komende jaren versneld locaties ingericht waar nieuw heischraal grasland is beoogd. Nederland heeft zich verplicht om hier uitvoering aan te geven.
Doel van het onderzoek: Het testen van inzichten voor nieuwvorming en herstel van heischraal grasland op praktijkschaal, het meten van de effecten, het analyseren daarvan en het terugkoppelen naar een aangepaste, verbeterde herstelstrategie.
Dit programma organiseert een aantal project overstijgende activiteiten als het gebruik van de meest recente kennis over bodemkwaliteit en bodemchemie, kweek van materiaal en specifieke kennis over de beste verdeling van soorten en maaisel. Bovendien brengt dit programma de resultaten van het praktijkherstel samen, analyseert deze en doet snel voorstellen en aanbevelingen voor een nog betere aanpak voor het herstel van bestaande heischrale graslanden en de ontwikkeling van nieuw heischraal grasland.