Deskundigenteam Heuvellandschap
Diepe insnijding van beken in het Heuvelland
Probleemstelling: Onnatuurlijke diepe insnijding van bronbeeklopen in het Heuvelland wordt vooral veroorzaakt door zware regenbuien met oppervlakkige afstroming vanaf steile hellingen met landbouwgronden of vanuit stedelijk gebied. Riooloverstorten hebben in de afgelopen decennia voor extra insnijding gezorgd. De aldus sterk verdiepte bronbeken zorgen voor wijziging van de grondwaterstromingen, verlaging van de grondwaterstand, een verdere erosie in de zijtakken en daarmee een sterke vermindering of zelfs het verdwijnen van kwel in het beekdal. Daarnaast veroorzaken piekafvoeren hydraulische stress voor de aanwezige levensgemeenschappen alsmede instroom van gebiedsvreemd materiaal. Kenmerkende (grondwaterafhankelijke) habitattypen en soorten in en nabij de beek worden aangetast en kunnen hierdoor op den duur zelfs verdwijnen.
Systeemanalyses zijn nodig om beter inzicht te krijgen in de oorzaken en oplossingen voor de sneller stromende beken en veel steiler verlopende beekdalen in Zuid-Limburg. Verondiepen van bronbeken is in de praktijk een vaak toegepaste maatregel ten behoeve van het herstel van grondwaterafhankelijke habitattypen en soorten van beekdalecosystemen. Wanneer de (bron-)beekbedding wordt opgehoogd kan dit echter de bestaande beekgemeenschappen schaden. Door de hogere stroomsnelheden in combinatie met het grote verval en de andere bodemgesteldheid zijn maatregelen die elders in Nederland zijn toegepast niet per definitie direct toepasbaar in het Heuvelland.
Beleidscontext: Het probleem speelt in bijna alle (tientallen!) bronbeken in Zuid-Limburgse Natura 2000-gebieden met grondwaterafhankelijke habitat. Daarnaast genieten bronbeken en de daaraan gebonden beekgemeenschappen bescherming onder de Europese Kaderrichtlijn Water en is de bescherming eveneens een speerpunt van het waterbeleid in de waterbeheerplannen, verdrogingsbeleid (GGOR) en zijn deze beken aangewezen als natuurbeek in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
Doel van het onderzoek: Het doel van het onderzoek is het formuleren van maatregelen voor het duurzaam herstel van onnatuurlijk diep ingesneden beken in het Heuvelland. De nadruk ligt op het formuleren van maatregelen gericht op de natuurwaarden in de beek en op de grondwaterafhankelijke natuur in de directe omgeving. De focus ligt daarbij op de gebieden en natuurwaarden die zowel bescherming genieten op basis van Natura 2000, de Europese Kaderrichtlijn Water als de waterbeheerplannen van provincie en waterschap (natuurbeken).
Uitbreidingsmogelijkheden Heischrale graslanden in het Heuvelland
Probleemstelling: In het Heuvelland komt het prioritaire habitattype Heischraal grasland (H6230) voor onder bijzondere bodemomstandigheden: ze liggen langs de bovenranden van hellingen waar de bodem is bedekt met een laag kalkarm materiaal, die doorgaans grenst aan dagzomend kalkgesteente lager op de helling. Het habitattype is in het Heuvelland zeer sterk achteruitgegaan, zowel in oppervlakte als in kwaliteit. Het op verbetering van deze situatie gerichte beheer, zoals dat sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw is ingezet voor alle hellinggraslanden in Zuid-Limburg, leidde voor de heischrale zone nauwelijks tot herstel, zelfs op terreinen die reeds lang als reservaat worden beheerd. In tegenstelling tot de droge heischrale graslanden in het zandlandschap is de bodem van het Zuid-Limburgse kalkgrasland niet verzuurd, is er vrijwel geen aluminium beschikbaar en komen basische kationen in voldoende mate voor. De oorzaak is mogelijk gerelateerd aan een te hoge dosis ammonium in de bodem. Ammonium is in potentie toxisch voor veel kenmerkende doelsoorten uit heischrale graslanden en blijft langer in de bodem aanwezig dan nitraat. Het actuele areaal aan Heischrale graslanden in de Natura 2000-gebieden van het Heuvelland betreft enkele over het Heuvelland verspreid liggende percelen met een zeer beperkt oppervlak.
Beleidscontext: Heischraal grasland (H6230) komt voornamelijk voor in de vorm van de Associatie van Betonie en Gevinde kortsteel in de Natura 2000-gebieden Sint-Pietersberg & Jekerdal, Bemelerberg & Schiepersberg en in het Geuldal. Aangezien herstel in het verleden uitbleef en het huidig areaal zeer beperkt is en er nog geen duidelijk bewezen herstelmaatregelen voorhanden zijn, wordt in de PAS-gebiedsanalyses voor de drie Natura 2000-gebieden ingezet op een nadere concretisering van de herstelmaatregelen en uitbreiding van het huidig areaal van het habitattype.
Doel van het onderzoek: Het onderzoek heeft een tweedelig doel:
- Het achterhalen, prioriteren en het doen van aanbevelingen voor de meest kansrijke, gunstig gelegen uitbreidingslocaties voor het habitattype heischraal grasland met een focus voor binnen, maar vanwege de overlevingskansen voor dit zeldzame habitattype, ook buiten de Natura 2000-gebieden in het Heuvelland op locaties waar het thans verdwenen is. Dit betreft analyse vanuit het huidig voorkomen en relictpopulaties, de vereiste en de huidige abiotische omstandigheden voor het ontwikkelen van mogelijke uitbreidingslocaties.
- Het nader concretiseren van de meest kansrijke herstelmaatregelen voor herstel, inrichting en beheer (kleinschalige plaggen, enten, maaisel opbrengen) van het heischraal grasland in het Heuvelland direct nabij (restanten van) voorkomens van dit habitattype.
Versterking van connectiviteit van soorten van hellingschraallanden
Het doel van het onderzoek was om beter inzicht te krijgen in het relatieve belang van verschillende soorteigenschappen van kenmerkende soortvan van hellingschraallanden en rotsmilieus– in interactie met de omgevingsfactoren – voor het bereiken van een succesvolle dispersie. Dit is van groot belang om tot een daadwerkelijke verbetering te komen van de effectiviteit van lijnvormige elementen als verbindingen tussen de leefgebieden van deze kenmerkende soorten van hellingschraallanden en rotsmilieus.
Probleemstelling: Een belangrijk knelpunt voor het behoud en herstel van biodiversiteit in (kalk)graslanden, naast de vermesting/N-depositie, vormt de geringe ruimtelijke samenhang, waardoor populaties van planten en dieren worden geconfronteerd met genetische verarming, verminderde vitaliteit en een verhoogde kans op uitsterven. Doordat achterliggende processen voor veel soorten langzaam verlopen blijven de effecten vaak lang onopgemerkt. De effectiviteit van lijnvormige elementen als verbindingszones voor planten en minder mobiele dieren (o.a. ongewervelden en herpetofauna) staat echter nog altijd ter discussie. Welke inrichting en configuratie voor verschillende soorten optimaal is, blijft vooralsnog onduidelijk. Een beter inzicht in het relatieve belang van de diverse factoren voor verschillende soorten is nodig om de afweging tussen verschillende maatregelen te kunnen maken hoe effectieve verbindingszones kunnen worden gerealiseerd die voor effectieve dispersie zorgen.
Aard onderzoek: Er is een overkoepelend raamwerk opgesteld waarin de effectiviteit van dispersie wordt geschetst in relatie tot de connectiviteit in het landschap en de eigenschappen van de soorten, waaronder hun dispersiecapaciteit. Vervolgens is deze kennis over de habitatcondities en ruimtelijke samenhang gekoppeld aan mogelijke maatregelen om die condities te bevorderen, gegeven het voorkomen van de aandachtsoorten in het Heuvelland. Dit levert een beeld op van knelpunten en kansen.
Karakterisering, uitbreiding en herstel kwaliteit Veldbies-Beukenbossen
Doel van het onderzoek was te komen tot een karakterisering van Veldbies-Beukenbos, maar vooral om de mogelijkheden tot uitbreiding en herstel van de kwaliteit te onderzoeken.
Probleemstelling Het habitattype Veldbies-Beukenbos heeft een hoog opschietende boomlaag en een weinig ontwikkelde struik-en kruidlaag. Het is niet geheel helder wat de beste standplaatscondities zijn in Zuid-Limburg en hoe dat zich verhoudt tot goede standplaatsen in het buitenland. Veel groeiplaatsen zijn eeuwenlang als een relatief open middenbos beheerd, met Zomer-en Wintereik als belangrijkste boomsoorten. Het is onduidelijk hoe dat beheer de bosontwikkeling ter plekke heeft beïnvloed. Goede referenties elders (nabije buitenland) en in het verleden ontbreken. Al met al behoort het Veldbies-Beukenbos waarschijnlijk tot de meest onbekende beheertypen van ons land.
Aard onderzoek Deze studie beschrijft de groeiplaatsomstandigheden en soortensamenstelling van dit bostype en of en hoe deze verschilt met de situatie in het nabije buitenland. De vervangingsgemeenschappen worden beschreven, net als bijzondere botanische waarden en enkele faunagroepen. De resultaten van het onderzoek worden ten slotte in een afsluitend hoofdstuk vertaald naar het praktisch beheer van dit habitattype en de mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering.
Noodzaak en lokalisering van bufferstroken rond Natura 2000-gebieden in het Heuvelland
Doel van dit onderzoek was kennis te ontwikkelingen hoe bufferstroken eruit moeten zien en hoe effectief ze zijn om de invloed te beperken door directe inwaai, oppervlakkige toestroom van meststoffen en erosie af te vangen.
Probleemstelling: In de Natura 2000-gebieden in het Heuvelland worden habitattypen en andere natuurwaarden op hellingen grenzend aan landbouwpercelen negatief beïnvloed door toestroom van voedselrijk water en bodemmateriaal. Hierdoor neemt verruiging toe en nemen kansen voor behoud en uitbreiding van karakteristieke soorten af. Bij ernstige vormen van erosie kunnen kwalificerende groeiplaatsen verdwijnen, niet alleen door erosie zelf, maar ook doordat voedselrijk bodemmateriaal (sediment) laagten opvult en bronnen en bovenloopjes van beken onderdeel worden van erosiebanen.
Aard onderzoek: Dit onderzoek bestaat uit een quick scan van aanwezige kennis, het beschrijven en classificeren van erosieprocessen rond en in Natura 2000-gebieden, het uitvoeren van een veldstudie naar 10-15 jaar oude bufferzones en een expertschatting van opties voor aanleg en inrichting van nieuwe bufferzones.
Er is n.a.v. de resultaten een compacte brochure gemaakt waarmee beleidsmakers en beheerders direct aan de slag kunnen.
Doel van dit onderzoek was de maximaal toelaatbare concentraties nitraat en fosfaat (een grenswaarde) vast te stellen in het bronwater van de zogenaamde Kalktufbronnen.
Probleemstelling: Het Prioritaire habitattype Kalktufbronnen (H7220) staat te boek als stikstofgevoelig. Daarom wordt de grote nitraatbelasting van het bronwater in Zuid-Limburg gezien als een probleem; op dit moment (2017) is die gemiddeld 85 mg/l (1360 μmol/l NO3-) en ligt daarmee ruim boven de geldende Europese Nitraatrichtlijn (=50 mg/l NO3-) voor grondwater. Dat betekent dat er ook door middel van de PAS, met voorrang maatregelen genomen moeten worden om te zorgen dat de staat van instandhouding minstens geborgd blijft. Bij onduidelijke normering blijft het echter onzeker welke maatregelen genomen moeten worden en met welke urgentie.
Aard onderzoek: Er is een wetenschappelijke literatuurstudie uitgevoerd. Hierbij lag de focus op het verzamelen van beschikbare gegevens over de waterkwaliteit van kalktufbronnen uit het laagland van Noordwest Europa (<500m) in combinatie met de aanwezigheid van voor dit brontype karakteristieke mossen. Daarnaast is een eenmalige, aanvullende bemonstering uitgevoerd van 51 verschillende kalktufbronnen in Noordwest Europa. Op basis van de opgebouwde database is een grenswaarde bepaald.
Beheer en inrichting van mergelgroeven en rotsen
In dit onderzoek zijn op basis van bestaande kennis en ervaringen zo concreet mogelijke adviezen geformuleerd voor inrichting en beheer van mergelgroeves en rotswanden in Zuid-Limburg. Hierbij llag de focus op de specifieke kalkgebonden natuurwaarden en dan vooral die soorten en gemeenschappen waarvoor Nederland internationale verantwoordelijkheid heeft (Natura 2000).
Probleemstelling Om de bijzondere natuurwaarden van mergelgroeves te herstellen, te behouden of op nieuwe locaties te ontwikkelen, is er behoefte aan een overzicht van het voorkomen van soorten en gemeenschappen van groeves in relatie tot het gevoerde beheer en inrichting van mergelgroeves.
Aard onderzoek: Op basis van bestaande verspreidingsgegevens, literatuur en de kennis en ervaring van beheerders en soortexperts is een analyse gemaakt van de geologie, hydrologie en ecologie van dagbouwmergelgroeves en rotsen. De resultaten hiervan zijn vertaald naar adviezen voor beheer en inrichting van mergelgroeves.
Meer informatie
- Kleefaarde: ontstaan, voorkomen en eigenschappen van een markante Zuid-Limburgse bodem.
- Handreiking voor de omvorming van landbouwgronden naar schrale natuur
- Oplossingen voor diepe insnijdingen in het Heuvelland
- Kansen voor heischraal grasland in het Heuvelland
- Dag- en nachtvlinders in kalkrijke hellingbossen - vervolgmonitoring van het herstelbeheer
- Karakterisering, uitbreiding en herstel van kwaliteit Veldbies-Beukenbos
- Versterking van connectiviteit voor soorten van hellingschraallanden
- Herkenning en beoordeling van bodemerosie en sedimentatie in en rond Natura2000-gebieden in het Heuvelland
- Noodzaak en lokalisering van bufferstroken rond Natura 2000-gebieden in het Heuvelland
- Towards threshold values for nutrients
- Beheer en richting van mergelgroeven en rotsen