Close Menu

N07.02 Zandverstuivingen

Afname kaal zand en verstuiving
Zonder beheer zouden open, actieve stuifzanden in de komende vijftig jaar in Nederland verdwijnen. Dit leidt tot verlies van diversiteit aan successiestadia en de daarvoor karakteristieke soorten. Niet alleen het oppervlak kaal zand neemt af, maar ook het oppervlak aan pioniervegetatie. Wanneer in een stuifzandgebied geen kaal zand meer over is, worden de jongste vegetatietypen uit de reeks niet meer gevormd. De hieraan gebonden karakteristieke soorten gaan dan ook achteruit.

Afname kwaliteit van successiestadia
Door:

  • Opslag van grove den
  • Het massaal voorkomen van het invasieve mos grijs kronkelsteeltje, dat dikke mostapijten vormt op plekken waar anders korstmossenvegetaties zouden voorkomen
  • Bodemverzuring
  • Verstoring van de stikstof-fosfaatbalans in planten en bodemleven met als gevolg een afname van de voedselkwaliteit van voedselplanten voor faunasoorten.

Verkleining en versnippering
Met de afname van het oppervlak neemt de kans dat karakteristieke soorten lokaal verdwijnen toe. Ook de kans op hernieuwde vestiging uit andere gebieden neemt hierdoor af.

Veranderingen landgebruik
Het oorspronkelijke landgebruik (plaggen, branden en begrazen) is geheel verdwenen en grote delen van de ‘woeste gronden’ (heide en stuifzand) zijn beplant met voornamelijk dennenbos, waardoor het open karakter van het landschap is verdwenen.

Te hoge stikstofdepositie
De belangrijkste gevolgen van verhoogde stikstofdepositie zijn allereerst het vormen van een algenmat en daarna een versnelde vegetatie-ontwikkeling en bodemvorming (successie) en afname van de kwaliteit van de vegetatie met als gevolg tekorten aan o.a. mineralen in het voedsel van diersoorten.

Afname van windkracht
Door bosaanplant, algengroei en versnelde vegetatieontwikkeling heeft wind minder vrij spel. Klimatologische veranderingen (opwarming en veranderingen in neerslagfrequentie en -intensiteit) lijken dit proces verder te versterken.

Verstoring door recreanten
Intensieve betreding maakt de ontwikkeling van jonge successiestadia onmogelijk, terwijl bodemverstoring van latere successiestadia de vestiging van grijs kronkelsteeltje stimuleert. Ook een aantal kenmerkende diersoorten, met name vogels die op of nabij de bodem broeden, zijn zéér gevoelig voor verstoring.